>>>  Laatst gewijzigd: 6 februari 2025   >>>  Naar www.emo-level-8.nl  
Ik

Notities bij boeken

Start Filosofie Kennis Normatieve rationaliteit Waarden in de praktijk Mens en samenleving Techniek

Citaat

"De huidige dominantie van onderzoek naar medisch-biologische oorzaken van ziektes doet ons de impact van het psychologische en het sociale over het hoofd zien. Daardoor beseffen we te weinig dat de afstemming tussen een mens en zijn gevoelswereld een belangrijke medebepalende factor is voor zijn gezondheid. Hoe minder ik mijn emoties ken, hoe groter de kans dat ik ziek word. Wanneer ik mijn gevoelens ontken, wordt die kans nog groter." Paul VERHAEGHE - Intimiteit, p.91

Voorkant Verhaeghe 'Intimiteit' Paul VERHAEGHE
Intimiteit
Amsterdam: De Bezige Bij, 2018; 515 blzn. (epub)
ISBN-13: 978 94 0314 5808

(3) Inleiding

"Dat is ook mijn onderwerp: de verhouding tussen ons en ons lichaam. In ruimere zin gaat het over de verhouding tussen mij en mijzelf. Lezers die een boek verwachten over intimiteit in de courante betekenis – de tedere verhouding binnen een liefdeskoppel, liefst doorspekt met erotiek – moet ik teleurstellen. De stelling die ik uitwerk is dat de soms mooie, maar vaak moeilijke verhouding die wij hebben met anderen te maken heeft met de soms mooie, maar vaak moeilijke verhouding met onszelf. Ik kan mezelf haten, verwerpen; ik kan verliefd zijn op mezelf, mezelf koesteren. Vaak dat alles tezelfdertijd. Een dergelijke verdeeldheid is universeel en getuigt van een innerlijk spanningsveld.
Willen we een goede verhouding krijgen met iemand anders, dan moeten we vooreerst afgestemd zijn op onszelf. Willen we intiem kunnen zijn met iemand anders, dan moeten we intiem kunnen zijn met onszelf. Uitgedrukt in een metafoor uit een vroeger tijdperk: ik moet eerst in het reine komen met mijzelf." [mijn nadruk] (5)

[Oeps, dat klinkt niet erg veelbelovend. Maar we zullen zien.]

"Traditioneel werd het hele lichaam als onrein beschouwd en daarmee komen we bij de meest oorspronkelijke vorm van onze verdeeldheid, ik tegenover mijn lijf. Het eerste deel van dit boek handelt over de tegenstelling tussen het psychologische en het somatische, beter bekend als geest tegenover lichaam."(6)

[O ja, in welke tradities dan? De religieuze? ]

"Een goede afstemming tussen mij en mijn lichaam, beter bekend als gezondheid, is gebaseerd op een evenwicht tussen spanningsopbouw en spanningsontlading. Een gebrek aan evenwicht is het onderwerp van het tweede deel van dit boek. Tot nauwelijks een halve eeuw geleden was de voornaamste bron van spanning het verbod op seksualiteit en dus op ontlading, met als resultaat allerlei mentale stoornissen. De seksuele revolutie bracht zonder twijfel meer genot, maar of ze ook meer intimiteit opleverde, valt te betwijfelen. De lastige verhouding tussen genot en intimiteit maakt dat ik een volledig hoofdstuk wijd aan de vraag wat genot eigenlijk is. Voor de antwoorden – inderdaad in het meervoud – ga ik te rade bij de klassieke Griekse filosofen. In het daaropvolgende hoofdstuk kom ik bij een vraag die we ons allemaal stellen: hoe kan ik mij gelukkig voelen?
Met die vraag moet ik het in het derde en laatste deel wel over de liefde hebben. Om van iemand te kunnen houden, moet ik mij goed in mijn vel voelen. Wij zijn in hoge mate vervreemd van wie of wat we zouden kunnen zijn, waardoor we steeds slechter in ons vel zitten, vaker ziek worden en meer problemen hebben. Geen wonder dat de stap naar de ander steeds moeilijker wordt. Ik hou een pleidooi voor zelfkennis en zelfzorg; niet om te ontdekken wie we écht zijn en wat we écht verlangen, wel om te weten te komen wie ik kan worden en wat ik kan verlangen op een manier die afgestemd is op mijn lichaam.
Daarmee keer ik terug bij het vertrekpunt van dit boek: onze innerlijke verdeeldheid. In mij zijn er twee oerkrachten aan het werk. Ik wil opgaan in de ander, ook in het andere in mezelf. Ik wil me losscheuren van de ander, ook van het andere in mijzelf. Een slechte afstemming tussen mij en mezelf kan twee richtingen uit gaan. Ik kan agressief uithalen naar mijn lichaam, en vervolgens naar het lichaam van iemand anders. Seksualiteit wordt agressie. Of ik kan mij vastklampen aan mijn lichaam, en vervolgens aan iemand anders. Houden van wordt vasthouden. In beide gevallen is intimiteit ver te zoeken.
De voorwaarde voor intimiteit is alleen kunnen zijn. Alleen, met de ander die ikzelf ben. Pas dan ben ik in staat samen te zijn met iemand anders." [mijn nadruk] (7-8)

[O jee, o jee. Vaagheid. Generaliserend taalgebruik ('we'!!). En terade gaan bij de klassieke Griekse filosofen over genot, waarom niet moderne schrijvers, desnoods filosofen? Innerlijke verdeeldheid? Bij wie? Projectie van eigen problemen? Paul Verhaeghe is doctor in de klinische psychologie en hoogleraar aan de Universiteit Gent. Vandaar allerlei psychologische theorietjes waarvan je je kunt afvragen of ze wel waar zijn. Met allerlei voorbeelden komen uit de eigen praktijk is bijvoorbeeld nogal gevaarlijk omdat je er zelf als therapeut met bepaalde waarden en normen tussen zit. Dit is duidelijk geen filosofisch werk.]

(8) I - Dit is mijn lichaam

(9) 1 - Spiegeltje, spiegeltje aan de wand

"Nadenken over onze ervaring voor de spiegel levert een verrassende conclusie op. Als ik het over mijn lichaam heb, gaat dat nagenoeg altijd over de buitenkant, bovendien gezien vanuit de door mij veronderstelde blik van de ander. Ik vrees afkeuring, maar hoop op een goedkeurende glimlach. Een jonge vrouw stapt over de Gentse Kouter, ze kruist een oudere man die een reverence voor haar maakt en ondertussen ‘So beautiful’ zegt – haar dag kan niet meer stuk. Tweehonderd kilometer naar het noorden is de kans groot dat haar Amsterdamse zuster zich in een vergelijkbare situatie geschoffeerd voelt. Andere plaatsen, andere criteria."(10)

[Dat 'we' naar onszelf kijken met de blik van een ander is een bewering zonder nuances. Dat hangt er van af. Hoe onzeker zijn we? en zo meer.]

"De blik van de ander is overal – niet omdat iedereen voortdurend naar ons kijkt, wel omdat wij toch zo graag gezien willen worden. Daarom maken we selfies, posten we die op Facebook, Snapchat en Instagram en houden we zorgvuldig het aantal reacties bij."(12)

[Zeer generaliserend, erg gemakkelijk.]

"Minder woorden betekent minder bewuste toegang tot ons lijf. Meer woorden betekent een intiemere afstemming tussen mij en mijn lichaam."(16)

[Minder woorden betekent minder bewuste toegang tot alles!!]

"Alleen al de vaststelling dat verschillende individuen verschillende invullingen kunnen geven aan dezelfde lichamelijke ervaringen, dat andere culturen een andere betekenis aan ziekte toekennen, bewijst hoe weinig vaststaand dergelijke psychologische interpretaties zijn."(19)

[Tot nu toe lees ik alleen maar open deuren. Ja, kennis is hermeneutisch, dat is al een paar honderd jaar bekend.]

Placebo en nocebo

"Placebo’s bevatten geen medisch werkzame stoffen; hun gunstige effecten kunnen met het product als zodanig niets te maken hebben. Toch blijkt de ene neppil meer effect te hebben dan andere.(...) Dat het over inbeelding gaat, is zonder twijfel juist. Dat er geen werkelijke veranderingen plaatsgrijpen, is ondertussen duidelijk weerlegd. Recent onderzoek maakt de onderliggende processen zichtbaar en die zijn ronduit spectaculair. Op grond van de verwachting gaat het lichaam bepaalde stoffen meer aanmaken of juist minder.(...) Inbeelding werkt reëel en bovendien op verschillende manieren, met als gemeenschappelijk kenmerk dat het telkens over de productie van lichaamseigen stoffen gaat.(...) Besluit: ook bij echte medicijnen draagt de verwachting van het effect beduidend bij aan de realisatie van dat effect."(29-30)

"De effecten van inbeelding worden honderdmaal versterkt als de inbeelding gedeeld wordt door een grotere groep."(35)

Conversie

"Dat brengt ons bij conversie, het tweede voorbeeld waarin de ‘geest’ als oorzaak kan functioneren voor veranderingen in het lichaam. Placebo en conversie delen dezelfde grond: een psychologische inbeelding veroorzaakt reële lichamelijke veranderingen. Het belangrijke verschil is dat de verwachting in het geval van een placebo-effect grotendeels bewust verloopt, ingefluisterd wordt door een ander en dat het verhoopte effect positief is. Bij conversie verloopt de inbeelding onbewust, het effect hoort bij het nocebo en de invloed van een ander is minder duidelijk."(37)

"Net als placebo’s verplichten conversiesymptomen ons om op een andere manier na te denken over het lichaam en zijn verhouding tot het mentale. Het zijn mentale indrukken die bepaalde functies uitschakelen. Anders dan bij het placebo-effect is dat de patiënt zich niet bewust is van die beelden en dat de effecten bovendien negatief zijn. Waar de indrukken vandaan komen, blijft onduidelijk."(43)

"Wat zowel Freud als Janet beschrijft is dat ons denken niet beperkt blijft tot het bewustzijn. Er is een andere, daarvan afgesplitste vorm die, ondanks het niet-bewuste karakter, zeer verregaande invloeden kan uitoefenen, zowel op ons lichaam als op ons bewust mentaal functioneren. In de hedendaagse psychiatrie zijn zogenoemde ‘dissociatieve stoornissen’ niet meer weg te denken, waarbij het verband met een traumatische voorgeschiedenis algemeen aanvaard wordt. Het centrale kenmerk van deze stoornissen is dat de patiënt geen bewuste toegang meer heeft tot bepaalde herinneringen, gedachten of emoties. Buiten de psychiatrie blijft het verband met een traumatische voorgeschiedenis veel te weinig bekend, ook al omdat deze patiënten vaak binnen een medische (neurologische) context op consult komen, waar er minder aandacht is voor een dergelijke voorgeschiedenis. De zeldzame keer dat er bij een dergelijk onderzoek toch aandacht is voor de niet-medische voorgeschiedenis, zijn de resultaten ontstellend. Bij een groep van achtentwintig mensen met conversie hadden er vijftien een geschiedenis van seksueel misbruik." [mijn nadruk] (49)

"Conversie en placebo zijn speciale gevallen van een veel ruimer proces dat ik aan het begin van dit hoofdstuk beschreef. De wijze waarop ik naar mezelf kijk, hangt grotendeels af van de manier waarop anderen naar mij kijken; vandaar dat ik mij inspan om zo veel mogelijk te beantwoorden aan het voorgehouden beeld."(55)

[Erg generaliserend en nog helemaal niet aangetoond. Ik vraag me zelfs af of anderen zo'n grote rol spelen bij placebo en conversie. Ja, misschien, als je historisch denkt: de ouders, familie, en zo meer. ]

"We gaan ons de voorgehouden spiegelingen ‘inbeelden’, waarna ze deel gaan uitmaken van wie wij zijn, zelfs bepalen hoe wij functioneren, hoe ons lichaam functioneert. Het voorbeeld van magerzucht is ondertussen bekend: overal krijgen we beelden van het hyperslanke schoonheidsideaal voorgehouden, met als gevolg dat normale vrouwen zich zorgen maken over hun zogenaamde overgewicht."(55)

"Het voorbeeld haal ik uit Ons feilbare denken van Daniël Kahneman (2011) en is slechts een van de vele onderzoeken waaruit blijkt hoe beïnvloedbaar wij zijn door wat ons voorgehouden wordt én hoe weinig we ons daarvan bewust zijn. Wie de illusie mocht koesteren dat het alleen over meningen gaat, en dat ik (zeker ik!) me daartegen teweer kan stellen, moet ik teleurstellen: onderzoek toont hoe verregaand de invloed is van de ons omringende woorden en beelden en hoezeer indrukken, ook niet-bewuste, ons denken, ons gedrag, ons zelfbeeld en zelfs ons reëel lichaam bepalen." [mijn nadruk] (56)

[Ik ben even weinig onder de indruk van Kahneman als van Ariely. Dat zijn auteurs die iets bestrijden wat vanzelfspreekt: mensen zijn niet zo rationeel als ze denken. Maar waarom wordt er niet op onderzoek ingegaan dat laat zien dat mensen temidden van al die invloeden toch de leidende rol spelen? Waarom die grote nadruk op determinisme en nauwelijks aandacht voor vrijheid en zelfbepaling?]

"het is ‘de Ander’, een hedendaagse Big Brother die niet zozeer kijkt, maar toont en zegt hoe ik eruit moet zien, wat ik moet doen, zelfs hoe ik moet denken."(57)

[OMG ... postmodernisme... Het is een totaal zinloze term zo blijkt uit het vervolg, en staat voor alle mogelijke invloeden.]

(57) 2 - Mijn lijf en de Ander

"In dit hoofdstuk ga ik diametraal in tegen een dergelijke visie die niet verder kijkt dan het individu of het individuele lichaam. De kans op ziekte of gezondheid, zowel mentaal als lichamelijk, heeft heel veel te maken met de impact die anderen en die de Ander uitoefenen. We moeten dringend beseffen dat de oorzaken van ziekte en gezondheid in het merendeel van de gevallen niet zozeer in het lichaam zelf liggen, maar eerst en vooral in het psychosociale veld. Een welwillende, steunende en betrouwbare omgeving levert over het algemeen gezonde mensen op met een langere levensduur. Een agressieve, beschuldigende en individualiserende omgeving maakt mensen ziek en verkort hun leven." [mijn nadruk] (60)

[Van een open deur naar een generalisatie. In het merendeel van de gevallen? En wat is 'omgeving' hier? Ook het ziekmakende milieu als smerige lucht, lawaai, chemische stoffen, en ga zo maar door?]

"De gevolgen van negatieve sociale omstandigheden op de ontwikkeling van kinderen zijn grotendeels bekend. In dit hoofdstuk wil ik bijzondere aandacht besteden aan een factor die in het ideale geval beschermend werkt tegen zulke negatieve omstandigheden. In het minder ideale geval zal dezelfde factor het negatieve effect nog versterken. Concreet: wie geen voeling heeft met zijn lijf, wordt sneller ziek. Wie goed in zijn vel zit, loopt veel minder kans op ziekte. Beide zijn een effect van interacties tijdens onze kinderjaren." [mijn nadruk] (60)

"Achter de concrete anderen staat de abstracte Ander, waarmee ik de dominante morele opvattingen van onze cultuur en traditie bedoel, die vervolgens de praktijk van opvoeding en verzorging heel concreet gaan bepalen. Vanaf medio negentiende eeuw ging de Ander zich in toenemende mate bemoeien met ons lichaam." [mijn nadruk] (61)

"Niet zo lang geleden werden een gezond lichaam en geest beschouwd als een effect van een gezonde omgeving, in de ruime betekenis van het woord ‘omgeving’ (voeding, hygiëne, inentingen, opleiding). Volgens neoliberale politici is gezondheid een individuele verantwoordelijkheid die berust op het maken van de juiste keuzes; vandaar hun voortdurende voorstellen tot bezuinigingen in de zorg. Wie ziek wordt, heeft dat te danken aan een verkeerde levensstijl, in combinatie met te weinig inzet en karakter. Waar een dergelijke overtuiging de overhand krijgt, verdwijnt de solidariteit."(64)

[Dat is ook gewoon een domme opvatting. ]

"De huidige overtuiging dat gezondheid een zaak van het individu is, staat haaks op zo ongeveer elk wetenschappelijk onderzoek en illustreert vooral de dwingende kracht van een ideologie."(64)

[Precies. ]

"... Wilkinson en Pickett afdoet als ‘wetenschappelijk dubieus’. In 2009 publiceerden deze twee Britse epidemiologen een boek waarin ze op grond van eenvoudige statistische methodes toegepast op zeer solide data aantoonden dat landen met hoge inkomensongelijkheid het heel slecht doen op het gebied van zo ongeveer alle gezondheidsindicatoren. In de daaropvolgende jaren werden zij zwaar aangepakt, meestal vanuit neoliberale denktanks." [mijn nadruk] (72)

"In veel gevallen levert het onderzoek weinig tot niets op. Het besluit luidt vervolgens dat de oorzaak van de ziekte onbekend is. Fout. Het correcte besluit is dat men geen biologische oorzaak vindt en nauwelijks investeert in onderzoek naar de psychosociale factoren."(73)

"Het wordt tijd dat we de term ‘biopsychosociaal’ serieus nemen. Net zoals sociaal succes of mislukking niet uitsluitend een zaak van het individu is, zijn ziekte en gezondheid geen zaak van het individuele lichaam. Ook daarvoor is er voldoende wetenschappelijk bewijs."(75)

"In het kielzog van Felitti en Co volgde een aantal gelijksoortige onderzoeken, die telkens dezelfde of zelfs nog sterkere verbanden tussen trauma en ziekte aantoonden. Dit sluit aan bij vroeger onderzoek dat de relatie tussen psychosociale omstandigheden, stress, ziekte en mortaliteit reeds aangetoond had. Maar ook hier botsen we op dezelfde opmerkelijke vaststelling als bij het onderzoek van Emmy Werner. Net zoals bij Werners onderzoek zijn er bij Felitti heel wat mensen met een vergelijkbare traumatische jeugd die uitgroeien tot gezonde volwassenen. Waarom worden in vergelijkbare omstandigheden sommige mensen ziek en anderen niet?"(79)

"Bij onderzoeksresultaten zijn de uitzonderingen dikwijls uitermate interessant. Zowel uit dit als uit vergelijkbaar onderzoek blijkt er altijd een minderheid te zijn die tot de gelukkige uitzonderingen behoort. Wat anderen ziek maakt, geldt niet voor hen. De conclusie is duidelijk: er moet een individuele factor een rol spelen, waardoor onder vergelijkbare omstandigheden sommige mensen gezond blijven en anderen ziek worden; alleen weten we niet precies welke factor. Dat belet ons niet er een naam voor te bedenken, wat ons vervolgens de illusie geeft dat we het fenomeen uitzondering toch begrijpen. Tegenwoordig gebruiken we hiervoor de term ‘resilience’, veerkracht. Eind achttiende eeuw had men het over ‘stheniciteit’, van het Griekse sthenos, kracht; wie daar voldoende van heeft, wordt niet snel ziek." [mijn nadruk] (82)

"De oudste termen zijn uitdrukkelijk medisch van aard; het meer recente ‘veerkracht’ heeft eerder een psychologische bijklank. De verschuiving is belangrijk, want binnen de kortste keren krijgt het begrip daardoor een moreel beladen betekenis en mondt het vervolgens uit in een beschuldiging. Iemand met te weinig veerkracht is iemand die niet flink genoeg is, te snel opgeeft en zich te veel laat gaan. In de Amerikaanse psychologie wordt resilience gekoppeld aan grit, lef. Mensen met lef worden niet ziek. En ja, mensen zonder lef, dat zijn doetjes; als zij ziek worden, hebben ze dat vooral aan zichzelf te danken. De behandeling moet hen flinker maken. Met een dergelijke invulling en de daarop aansluitende behandelpraktijken illustreert het begrip ‘veerkracht’ een wezenlijk kenmerk van de psychiatrie, namelijk de morele implicaties van psychiatrische begrippen." [mijn nadruk] (83)

"Deze redenering sluit aan bij de manier waarop ik identiteit begrijp, want als we het hebben over een (gebrek aan) afstemming tussen verschillende delen van onze psyche, dan gaan we ervan uit dat de mens een verdeeld wezen is. Het onderscheid tussen het bewust denkende ik en de onderliggende gevoelens is de meest bekende illustratie van deze verdeeldheid. In het ideale geval is er een goede resonantie tussen wat ik denk en wat mijn lichaam mij laat voelen."(88)

"Deze verschillende onderzoeken leveren een gemeenschappelijke conclusie op. Ziekte is een biopsychosociaal fenomeen, waarbij het samenspel tussen het biologische, het psychologische en het sociale bepaalt wie gezond blijft. Eén factor is nooit doorslaggevend, want zelfs bij factoren die zeer sterk bijdragen tot ziek worden, is er altijd een groep mensen die gezond blijft. De huidige dominantie van onderzoek naar medisch-biologische oorzaken van ziektes doet ons de impact van het psychologische en het sociale over het hoofd zien. Daardoor beseffen we te weinig dat de afstemming tussen een mens en zijn gevoelswereld een belangrijke medebepalende factor is voor zijn gezondheid. Hoe minder ik mijn emoties ken, hoe groter de kans dat ik ziek word. Wanneer ik mijn gevoelens ontken, wordt die kans nog groter." [mijn nadruk] (91)

"Als het inderdaad zo is dat het al dan niet bewust kunnen uiten van wat ons affectief beroert mede aan de basis ligt van ziekte en gezondheid, dan hebben we er alle belang bij te weten waarom sommigen onder ons hun emoties wel bewust kunnen ervaren en uiten en anderen niet."(94)

"Vanaf de jaren zeventig toont de gehechtheidstheorie aan dat een veilige hechting de basis vormt waarop wij een accuraat beeld kunnen ontwikkelen van onszelf en onze relaties tot anderen. Opgroeien in een onveilige hechting produceert mensen met een slechte zelfkennis die nauwelijks afgestemd zijn op hun eigen gevoelens en een onrealistische kijk hebben op hun sociale interacties."(98)

"Kinderen die opgroeien met een veilige hechting zijn beter afgestemd op hun gevoelens en hebben een correcter zelfbeeld; in het geval van een onveilige hechting gebeurt het omgekeerde. Als we dit koppelen aan wat we vaak aantreffen in de voorgeschiedenis van ziektes – het niet bewust kunnen ervaren van emoties –, dan wordt het duidelijk dat we een dergelijk kenmerk niet op het conto van het individu kunnen schrijven. Meteen lopen we het risico een nieuwe aanklacht te doen. In plaats van de naïeve beschuldiging aan het adres van de patiënt (‘Je hebt kanker ontwikkeld omdat je je emoties onderdrukt!’) zijn het nu de ouders die op de beklaagdenbank moeten plaatsnemen (‘Slechte ouders verplichten hun kinderen hun gevoelens te ontkennen’). Daarmee zijn we aanbeland bij een andere ‘beschuldigde-sta-op’-valkuil van de psychiatrie en de psychoanalyse: parent blaming. Dit is een hardnekkige fout, terwijl we eigenlijk beter zouden moeten weten, op grond van minstens twee historische voorbeelden, een maatschappelijk en een psychologisch." [mijn nadruk] (102)

"Mensen die een ernstige ziekte ontwikkelen blijken vaak opgegroeid te zijn in een omgeving die hun geen toegang gaf tot hun gevoelens; de kans op ziekte neemt nog toe als de omgeving traumatiserend was. Er is te veel onderzoek om deze bevindingen nog langer te negeren. Dezelfde achtergrond vinden we bij veel psychologische en psychiatrische problemen, in combinatie met een negatief en onjuist zelfbeeld. Het resultaat is een verknipte geest, afgescheiden van een lijf vol chronische spanning." [mijn nadruk] (111)

"Dit is de zoveelste illustratie van de wezenlijke verdeeldheid die in ons aan het werk is. Tussen denken en voelen, bewust weten en onbewuste aandriften, tussen ik en het andere in mij. De meest klassieke verwoording van onze verdeeldheid is zo vanzelfsprekend dat we er nauwelijks bij stilstaan en haar zelfs voor realiteit aannemen: lichaam tegenover geest."(114)

(114) 3 - Een vanzelfsprekende scheiding

"Dualisme gaat uit van een tegenstelling tussen twee elementen die in een machtsverhouding tot elkaar staan. In het lichaam-geestdualisme bevat elk van beide elementen ook nog eens een interne hiërarchie. Lichaam: voor de geneeskunde zijn de hersenen letterlijk en figuurlijk het brein; spijsvertering en ademhaling zijn niet veel meer dan hulpbronnen en alles wat met voortplanting te maken heeft, bleef heel lang buiten de aandacht. Geest: voor de psychologie is denken (‘cognities’) het centrale aspect; emoties en passies kregen tot voor kort weinig aandacht en rond seksuologie hangt nog steeds een luchtje.
Elk dualisme nodigt uit tot een machtsverhouding met daarin een moreel oordeel. Ga maar na: ziel versus lichaam, cultuur tegenover natuur, ratio tegenover emotie, man versus vrouw. Telkens is een van de twee zwakker, flauwer, minder ernstig te nemen. Elk dualisme bevat een mogelijke omkering, waarbij de vroegere zwakke pool verschuift naar de sterkere positie. Vrouwen worden steeds machtiger, de natuur roept ons tot de orde (maar we luisteren niet), witte mannen zijn angsthazen geworden. Een van de duidelijkste machtswissels uit de recente geschiedenis ligt in het koppel lichaam-geest." [mijn nadruk] (119)

"Dat de machtswisseling waarbij wetenschap de overhand behaalt op religie het dualisme tussen lichaam en geest behoudt, zodat het nog steeds ons denken bepaalt, blijkt uit ons onderwijs. In een faculteit geneeskunde worden jonge mensen opgeleid om het lichaam te kennen en te behandelen. In een faculteit psychologie worden jonge mensen opgeleid om de geest te begrijpen en te behandelen. De psychiaters dolen tussen de twee en kiezen om de zoveel tijd partij. Zodra iemand zich echter in de klinische praktijk begeeft – zowel die van arts als van klinisch psycholoog – houdt de opdeling niet lang stand."(123)

"Anders gezegd: de vraagstelling is fout; een individu kunnen we beter beschouwen als een biopsychosociaal product van een groter geheel, zowel in de ruimte (maatschappelijk en ecologisch) als in de tijd (familiaal en epigenetisch). We zijn klaar voor een holistische visie."(124)

"In het vorige hoofdstuk gaf ik reeds aan dat het niet bewust kunnen ervaren en uiten van het gevoelsleven bijdraagt tot ziek worden. De vraag is: waarom? Dat emoties te maken hebben met lichamelijke spanningen en dat ontlading deugd doet, van lachen en huilen tot klaarkomen, kunnen we allemaal ervaren. Maar het omgekeerde verband, dat tussen ziekte en het niet kunnen uiten en ontladen van emoties, bleef lange tijd een raadsel. Ondertussen hebben we een sleutel gevonden om de deur te openen naar het holistische netwerk. Die sleutel heet ‘stress’."(127)

"Eerder in dit boek stelde ik de vraag naar de reden waarom in dezelfde omstandigheden sommige mensen ziek worden en anderen niet. Een deel van het antwoord luidt kortweg: stress, zoals blijkt uit experimenteel onderzoek.(...) Mensen met de hoogste stresswaarden worden het snelst verkouden."(129)

"Passief ondergaand of actief ingrijpend, zwijgen of spreken. Het ene is ziekmakend, het andere helpt ons gezond te blijven. Kunnen we zelf actief ingrijpen of niet? Kunnen we nadien onze emoties toelaten en naar buiten brengen, of niet? Machteloosheid waarbij iemand zijn gevoelens niet kan of mag uiten, is dodelijk. En ja, dat kan beginnen bij een verkoudheid."(130)

"Bovendien blijkt ons lichaam over een soort geheugen te beschikken, waardoor traumatische situaties uit het verleden duurzame effecten hebben op het neuro-endocrinologische. Zo hebben langdurige traumatische omstandigheden in de kindertijd tot gevolg dat het zenuwstelsel zich anders dan normaal ontwikkelt, waardoor de emotieregulering fout verloopt (minder zelfbeheersing) en het immuunsysteem veel zwakker is. Als resultaat krijg je niet alleen een volwassene die veel gevoeliger is voor ziektes, maar ook iemand die weinig toegang heeft tot de eigen gevoelsbelevingen en zichzelf niet kan beheersen."(133)

[Ik geloof niet dat ik al een antwoord gezien heb op de vraag waarom de een gemakkelijker gestrest raakt dan de ander? Of is dat dat iemand die zich op allerlei manieren gemakkelijk uit minder stress oppikt?]

"Het later ontwikkelde idee van spanningen die te hoog of te laag kunnen oplopen, sluit aan bij deze redenering. De verschillende parameters (temperatuur, bloeddruk, suikerspiegel…) drukken een bepaald spanningsniveau uit (vandaar dat veel ervan dalen tijdens de slaap). Als het te hoog oploopt, moet er ontspanning volgen ten behoeve van een adequate ontlading. Het omgekeerde geldt evenzeer (dood en volledige ontspanning gaan samen): een te lage spanning maakt dat ik geen energie heb, mij lusteloos voel en behoefte heb aan nieuwe prikkels. Ziekte is een gevolg van een uit balans zijn, waarbij het lichaam er niet langer in slaagt een aantal waarden stabiel te houden.
Het idee van gezondheid-als-evenwicht wordt in eerste instantie op een cijfermatige en dus droog-wetenschappelijke manier vertaald: het lichaam mag wat schommelen rond een bepaalde temperatuur, een bepaalde bloeddruk en hartslag, maar ernstige en langdurige afwijkingen zijn uit den boze. Toch is er maar een kleine stap nodig om ditzelfde idee een morele invulling te geven, waarbij gezondheid gezien wordt als de beloning voor een evenwichtig leven, en ziekte als straf voor een leven vol excessen."(149)

(152) II - Genot en het goede leven

"De afstemming op ons lichaam is ook tegenwoordig zeer moeilijk, net zoals voor Freuds tijdgenoten, zij het om heel andere redenen. Vandaar dat ik dit deel begin met een blik op de veranderde verhouding tot ons lichaam in het algemeen en tot genot in het bijzonder. Het doel is zichtbaar maken dat deze dwang zelfs ziekmakend kan zijn."(156)

(158) 4 - Van verboden plezier naar depressief genot

"De verdeeldheid die ik herken in het wezenlijke van onze identiteit kan verschillende vormen aannemen."(158)

[Wat een verschrikkelijk vaag taalgebruik toch.]

"Een dergelijke vijandige verdeeldheid tussen mij en mijn seksualiteit was eeuwenlang de regel. Tot pakweg 1960 was het idee van liefdevolle zelfzorg ondenkbaar – het lichaam moest gehard worden, pijn was iets wat je verbeet. Maar wanneer er geen voeling met het eigen lichaam mogelijk is, kan er ook geen intimiteit met het lichaam van iemand anders zijn. Vaak genoeg vond de vijandigheid tegen het eigen lijf een uitweg in agressie tegen dat van de ander."(159)

"Wat dat betreft leven we in de beste der denkbare tijden. Nog nooit is genot zo makkelijk bereikbaar geweest voor zoveel mensen; het contrast met de strenge verbodsmoraal uit de victoriaanse periode kan niet groter zijn."(159)

[Dat is een wel erg gemakkelijke bewering. Het is nooit verstandig om 200 jaar geschiedenis in een paar bladzijden te willen weergeven. Maar goed, hij sympathiseert met Reich, hij mag blijven :-)]

"Reich is een opvallende voorvechter binnen een veel ruimere sociale beweging die tijdens het interbellum politieke en seksuele emancipatie bevorderde bij jongeren, vrouwen en arbeiders – de groepen die het meest te lijden hadden onder de traditionele moraal en de zeer ongelijke maatschappij. Die beweging werd genekt door de beurscrash van de jaren dertig, de ontwikkeling van extreem-rechts in die periode en het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog. Vanaf 1945 heersten er een nieuwe preutsheid en een dubbele moraal, met een keurige buitenkant en een donkere binnenzijde." [mijn nadruk] (165)

"De eerste die het ideale plaatje ontmaskerde, was Alfred Kinsey, die met twee boeken de grondslag legde voor de seksuele revolutie van de jaren zestig. Als bioloog hanteerde hij een volledig andere insteek dan artsen en hulpverleners. Hij wilde het antwoord op een heel concrete vraag: wat doet de doorsnee-Amerikaan écht in bed? Hij ontwierp daarvoor een speciale interviewtechniek, waarmee hij onder andere probeerde in te schatten hoe waarheidsgetrouw zijn gesprekspartner antwoordde. Samen met drie medewerkers nam hij zo’n 18.000 (!) interviews af, met een gemiddelde duur van anderhalf tot twee uur. Zesduizend doorstonden de betrouwbaarheidstest niet, 5300 interviews met mannen en 5940 met vrouwen wel. Tot op de dag van vandaag is dit het ruimste op interviews gebaseerde onderzoek ooit." [mijn nadruk] (166)

"Na de psychologische, psychoanalytische en gedragsbiologische studie van seksualiteit kwam er eindelijk ook aandacht vanuit medische hoek. Tot midden vorige eeuw waren seksuele organen voortplantingsorganen – punt. Dat veranderde in 1966, toen William Masters (een arts) en Virginia E. Johnson (een psychologe) hun bevindingen publiek maakten, na acht jaar laboratorium­studie waarin ze, naar eigen zeggen, tienduizend ‘volledige’ seksuele interacties (lees: coïtus) geobserveerd, gemeten en in kaart gebracht hadden. Het resultaat was de zoveelste bestseller in de nooit eindigende reeks van boeken-over-seks. De Nederlandse titel, Anatomie van het seksueel gebeuren, geeft de inhoud goed weer: het is een wetenschappelijk verslag van de fysiologische en anatomische veranderingen in ons lichaam tijdens een seksuele interactie.
Kinsey toonde een geruststellende spiegel: dit is wat jullie doen, anderen doen dat ook, jullie zijn normaal. Masters en Johnson boden hun lezers een informatieve spiegel: wat je ervaart in je lichaam tijdens het vrijen heeft met hormonen, bloeddruk, spierspanning en slijmvliezen te maken. Zulke ervaringen zijn niet vies of vreemd, maar gewoon natuurlijke reacties. De boodschap weerklinkt duidelijk in de oorspronkelijke Amerikaanse titel, Human Sexual Response. Seksualiteit is een zaak van stimulus en response, een leukere versie van de kniepeesreflex. Bovendien corrigeren Masters en Johnson een aantal mythes en misvattingen. Vrouwen kunnen meerdere keren klaarkomen, maar dat heeft niets te maken met de penislengte van hun partner. Mannen hebben na hun orgasme tijd nodig om bij te komen. Het vrouwelijke orgasme wordt opgewekt door stimulatie van de clitoris, het vaginale orgasme bestaat niet. Seks kan tot op hoge leeftijd, op voorwaarde dat je seksueel actief blijft – vandaar hun sloganeske raad: ‘Use it or lose it.’
Masters en Johnson ontwikkelden een sekstherapie die grotendeels neerkomt op voorlichting en geruststelling, waarbij koppels (ze behandelden enkel echtparen) leerden hoe ze elkaars lichamen intiem konden verkennen zonder onmiddellijk over te gaan tot de Daad." [mijn nadruk] (169-170)

"Ondertussen zijn we aanbeland in de jaren zeventig van de vorige eeuw en is de seksuele revolutie volop aan de gang. De traditionele moraal met al zijn verboden wordt bestreden met een verplichte bevrijding. Merkwaardig toch: in naam van vrijheid zijn voorstanders van alternatieve opvattingen vaak honderdmaal dogmatischer dan de ideologie die ze bestrijden. In plaats van verdringing komt de opdringing, en wat vroeger verboden was wordt verplicht. ‘Moet kunnen’ vat de paradox van de verplichte bevrijding perfect samen.(...) Het enthousiasme over de seksuele revolutie nam geleidelijk af en eindigde zelfs in een teleurstelling.(...) Dezelfde teleurstelling kunnen we ook zien bij andere emancipatiebewegingen die in het derde kwartaal van de vorige eeuw gelijktijdig aan het werk waren: de antiautoritaire opvoeding, de bevrijdingstheologie, de antipsychiatrie, de eerste ecologische beweging, de tweede feministische golf – allemaal bewegingen die meer individuele autonomie opeisten en een nieuwe vorm van samenleven. Tegenwoordig weten we niet meer hoe we onze kinderen moeten opvoeden, doet religie denken aan seksueel misbruik of aan terrorisme, hebben psychiaters nog nooit zoveel pillen voorgeschreven, hebben luchtverontreiniging en klimaatsverandering ons aan de rand van een ecologische afgrond gebracht en betekent de ‘emancipatie’ van vrouwen dat ze moeten deelnemen aan dezelfde ratrace als mannen." [mijn nadruk] (172-174)

[Ook dat zijn wel erg gemakkelijke beweringen.]

"Nauwelijks tien jaar later, tijdens de hoogtijdagen van de seksuele revolutie, beschreef Marcuse in De eendimensionele mens teleurgesteld de mislukking van die revolutie. Het dominante vertoog – in de ogen van Marcuse ‘het kapitalisme’ – had inmiddels een nieuwe tactiek ontwikkeld: repressieve tolerantie, onderdrukking vermomd als vrijheid. Afwijkende meningen en praktijken werden door het vertoog en diens vertegenwoordigers niet alleen toegelaten (tolerantie), maar vervolgens ook in het systeem opgenomen om ze op die manier onschadelijk te maken en te onderdrukken (repressie)."(177)

"Tegenwoordig zijn de fictionele angstbeelden uit Brave New World werkelijkheid geworden. Kinderen groeien op met reclameslogans en promofilmpjes op hun smartphones met een intensiteit die Huxley zelfs in zijn ergste nachtmerries niet had kunnen voorzien. De nieuwste vervreemding reduceert mensen tot genietend consumptievee dat dankzij een stortvloed aan goedkope producten niet alleen de markt in stand helpt houden, maar ook nog eens ophoudt kritisch te denken. Consumentisme is ook een vorm van sociale controle: het zet mensen aan om zich in de schulden te steken om dingen te kopen die ze niet nodig hebben, maar wel moeten afbetalen. Dit is de pijnlijke versie van wat Aldous Huxley in zachtere tinten geschetst had in Brave New World."(180)

"Intimiteit in de jaren zeventig: samen naar de sauna. David Hamilton-posters van romantisch-erotische tienermeisjes. Massageolie, softporno, veel fluweel. Een jointje om de laatste remmingen weg te blowen. De beste der denkbare werelden is er: eindelijk een ongestoorde intimiteit waarbij koppels in volle overgave kunnen genieten, van zichzelf en van de ander.
Hamilton werd later beschuldigd van pedofilie, de softporno werd hardcore, de massageolie moest plaatsmaken voor BDSM-attributen, cannabis werd cocaïne. Een radicaal andere moraal – radicaal anders in vergelijking met de christelijke en humanistische traditie – heeft in zeer korte tijd een nieuwe mens geproduceerd. De millennials hebben nog nauwelijks iets gemeen met de soixante-huitards."(182)

"Deze lange voorgeschiedenis gecombineerd met de abrupte doorbraak verklaart waarom wij – u en ik – nauwelijks beseffen hoezeer onze morele opvattingen veranderd zijn sinds pakweg 1990. ‘Verandering’ is een understatement, aangezien het over niets minder dan een omkering gaat, een paradigmawissel van humanisme naar egoïsme. De wortels van onze nieuwe moraal gaan terug op fundamentele maatschappelijke veranderingen uit de achttiende eeuw. Het langzame ontstaan van deze moraal kan ik schetsen aan de hand van drie figuren en boeken, geruggesteund door een vierde en verpersoonlijkt in een vijfde. Respectievelijk: Bernard Mandeville, Adam Smith, Ayn Rand, Markies de Sade en Donald Trump." [mijn nadruk] (183)

"In 1714 rolt in Londen De fabel van de bijen – Opmerkingen bij De morrende korf, of Eerlijk geworden schurken van de pers. Het boek is een meer uitgebreide versie van de Fable of the Bees, een gedicht uit 1705 geschreven door de uit Nederland afkomstige arts en econoom Bernard Mandeville. Het verhaal schetst de opkomst en ondergang van een bijenkorf.(...) De korf wordt machtiger en rijker, tot één bij het licht ziet en deugdzaamheid predikt. Hij vindt gehoor, het bijenvolk wordt eerlijk (vandaar Eerlijk geworden schurken). De gevolgen zijn desastreus: geld wordt niet meer nodeloos uitgegeven, de economie draait niet langer, de werkloosheid neemt schrikbarend toe. De korf gaat ten onder.
Het boek is vooral bekend dankzij de toevoeging bij de titel – Private Vices, Public Benefits – die de hoofdlijn samenvat. Deugdzaamheid werkt niet; ondeugden (egoïsme, hebzucht, corruptie, bedrog) zorgen voor algemeen welzijn, omdat daardoor de economie floreert. In plaats van dergelijke ondeugden te bestrijden moeten we ze bevorderen, terwijl we liefdadigheid beter kunnen uitroeien."(185)

"Mandeville en Smith zijn intellectuelen. Rand is dat al een flink stuk minder, en de neergang gaat verder met Donald Trump, in wie de volledige ommekeer inzake moraal een platvloerse verpersoonlijking vindt."(188)

"Maatschappelijk succes is financieel succes, waar je bovendien mee moet uitpakken. De concurrentie die daardoor ontstaat heeft een dog eat dog-mentaliteit opgeleverd, waardoor we steeds harder werken en steeds minder mensen vertrouwen. De vervreemding van wie we zijn, van ons lichaam, heeft daardoor proporties aangenomen die Marcuse nooit had kunnen voorzien."(191)

"Onze bezorgdheid om ons lichaam is niet zorgzaam; het is een bezorgdheid over de afstand die we nog moeten afleggen om dat ideale lijf te verwerven. Daarmee lopen we niet alleen het risico steeds minder te genieten – daar gaat de seksuele bevrijding –, nog veel erger is dat we steeds minder voeling krijgen met wat er in ons lichaam gebeurt. Met al het gedoe om er aan de buitenkant toch maar zo verkoopbaar mogelijk uit te zien zijn we steeds minder afgestemd op de binnenkant."(193)

"De keerzijde van het idee dat succes een keuze is en perfectie, mits de nodige inspanningen worden geleverd, binnen handbereik ligt, is voorspelbaar: angst (ik voldoe niet) en depressie (ik kan het niet), meteen de twee belangrijkste stemmingsstoornissen van onze tijd. Stemmingsstoornis zoals in ont-stemd zijn, niet afgestemd zijn; niet op het eigen lijf en niet op dat van de ander."(196)

(201) 5 - Genot, zei u?

"Een vraag waar wij veel te weinig bij stilstaan, kan verrassend klinken: wat is genot eigenlijk? Plato en Aristoteles waren in het Westen de eerste denkers die een antwoord probeerden te formuleren. Een studie van hun opvattingen toont welke verschillende invullingen er denkbaar zijn."(203)

"Deze verklaring schoof ik jaren geleden naar voren in Liefde in tijden van eenzaamheid (1998). Ik kan die nu in dit boek beter definiëren: de paradijselijke volledigheid betreft een toestand waarin we geen scheiding ervaren tussen lichaam en geest, waaruit er geen Ik naar voren treedt als afzonderlijke instantie. Genot is deel uitmaken van een groter geheel, waarbij er zelfs geen Ik meer aanwezig is om dat te beseffen. Ik keer later terug op dit idee."(210)

"Aristoteles beschreef genieten duidelijk positief, en alleen al daarom is zijn visie helemaal anders dan die van Freud en Plato. In zijn versie van genot komt er helemaal geen object aan te pas; het gaat over een oikeia hedone, een eigen genot dat niet op gemis of pijn berust, wel op een activiteit. Daarom is er ook geen dwang om een einddoel te bereiken. De activiteit volstaat, zij het op voorwaarde dat die ongehinderd en zo perfect mogelijk verloopt.
Het kind schommelt, de zwemmer zwemt, de tekenaar tekent: we ervaren genot wanneer een activiteit volautomatisch verloopt, op een manier die we natuurlijk kunnen noemen."(215)

"Een hedendaagse benaming zal bij veel lezers bekend klinken, al was het maar omdat het ook verwijst naar een mainstream tijdschrift: ‘flow’, als aanduiding voor een bijzonder aangename toestand waarin we volledig verdwijnen in wat we doen.(...) De kenmerken waarmee Csikszentmihalyi flow karakteriseert, kan ik als volgt samenvatten: het tijdsbesef verdwijnt, samen met het zelfbewustzijn; het in-de-handeling-zijn neemt het over, en dat geeft een zeer goed gevoel."(216)

"Mijn uitgangsvraag aan het begin van dit hoofdstuk – wat is genot eigenlijk? – ging uit van de impliciete veronderstelling dat er maar één invulling bestaat. Er blijken er drie te zijn: genot door opwinding, genot door ontlading, genot door flow. Alle drie zijn ze herkenbaar, elk van de drie roept andere vragen op. Een ervan als de juiste naar voren schuiven is een misvatting, die bovendien de twee andere vormen als afwijkend of als minder gaat opvatten."(218)

"Elke dag sinterklaas, een mop met de pointe aan het begin, een slap orgasme? Nee, dank u. Genot zonder voorafgaand verlangen is teleurstellend, verlangen zonder afsluitende ontlading is pijnlijk. Als het tijdsverloop tussen verlangen en vervulling, tussen spanningsopbouw en spanningsontlading, groot genoeg is, dan genieten we het meest, zowel van de opbouw als van de ontlading. Het is een kwestie van kairos, de juiste timing."(219)

"De ontdekking van deze lichamelijke processen kan ons in de valkuil lokken van de hedendaagse wij-zijn-ons-breinhype: aha, ook liefde is puur lichamelijk, vergeet de romantische geest. In werkelijkheid liggen de zaken heel wat complexer. In het eerste deel van dit boek beschreef ik hoe onze opvoeding in combinatie met psychosociale omstandigheden cruciaal ingrijpt in onze neurologische, endocrinologische en immunologische systemen. Dit geldt bij uitstek voor lust, liefde en verliefdheid. Waarom wordt Waldo wild van een donkerharige vrouw met stevige billen en laten rondborstige blondines hem koud? Waarom wil Yumi een man die haar domineert? Hoe begrijpen we dat sommige mannen alleen maar geil worden van telefoonseks en sommige vrouwen enkel klaarkomen als ze vastgebonden worden? Antwoorden daarop gelden alleen voor die bepaalde man of vrouw en hebben altijd te maken met ervaringen uit onze kindertijd. Wij zijn geen stekelbaarsjes die zich stereotiep voortplanten, wij zijn unieke varianten van eenzelfde biologische grondvorm.
Verschillende levensgeschiedenissen verklaren verschillende seksuele praktijken en bevestigen andermaal de complexe interactie tussen lichaam en omgeving.
" [mijn nadruk] (224)

"Gokverslaving, smartphoneverslaving, internetverslaving, shopverslaving – het zijn varianten op hetzelfde opwindingsgenot waarbij de natuurlijke begrenzing via ontlading ontbreekt. We gaan ermee door, met als gevolg een eindeloze herhaling van dezelfde handelingen – het genot ligt altijd één muisklik verder. Het gevolg is dat we steeds meer blootgesteld worden aan reclamebeelden, die we steeds minder als reclame herkennen, maar die ons wel aanzetten tot consumeren."(235)

[We? Zijn mensen echt zo kritiekloos aan het consumeren? Dat lijkt me een enorme generalisering.]

"In het begin van dit hoofdstuk had ik het over de originele kijk van Aristoteles op genot. In hetzelfde boek, de Ethica Nicomachea, wijdt hij een hoofdstuk aan rechtvaardigheid, met daarin een begrip waar onze tijd best wat meer aandacht voor kan hebben: pleonexia, het steeds méér willen hebben. Voor Aristoteles is dit een ronduit gevaarlijke eigenschap van de mens, omdat het een maatschappij vol onrust oplevert en uiteindelijk tot conflicten en oorlog leidt. Ik kan de studie van de Ethica Nicomachea warm aanbevelen. Aristoteles’ intelligente analyse is een verademing in een tijdperk waarin politiek en markt synoniem geworden zijn en communicatie via tweets verloopt.
Een belangrijke vaststelling is dat hij pleonexia niet beperkt tot bezit van geld en goederen. Mocht het probleem zich daartoe beperken, dan zou de oplossing zich daarop kunnen concentreren, en zou een billijke herverdeling van bezit, bijvoorbeeld via belastingen, volstaan. Dat is volgens hem niet het geval, want naast bezit richt pleonexia zich ook op roem en veiligheid; ook daarvan willen we steeds meer."(236)

"Aristoteles beschrijft hoe pleonexia versterkt wordt wanneer mensen in onderlinge concurrentie geplaatst worden, want dan moeten we wel steeds meer willen dan de ander – meer bezit, roem, veiligheid. De kans dat we daarvoor slinks en sluw en dus onrechtmatig te werk gaan, is groot, met alle gevolgen vandien. Hij stelt een oplossing voor die meteen naar de kern van het probleem gaat. Volgens hem moet de wetgever niet zozeer (of niet alléén maar) toezien op een rechtvaardige verdeling van bezit. Veel belangrijker nog is een opvoeding die het verlangen inperkt. Op die manier worden mensen voorbereid op een maatschappij die het verlangen matigt. Dát is de manier om pleonexia binnen de perken te houden." [mijn nadruk] (238)

"Ons tot marktdenken gereduceerde politieke bestel doet exact het tegenovergestelde. Toenemende consumptie is noodzakelijk voor een economie die zichzelf vastgeketend heeft aan de noodzaak tot groei. Aristoteles zou de politiek-economische verplichting tot groei als een immorele en ronduit gevaarlijke waanzin beschouwen. Gevaarlijk voor het individu omdat het ingaat tegen het goede leven. Gevaarlijk voor de maatschappij omdat dit tot steeds meer ellende en uiteindelijk tot oorlog leidt."(239)

"De conclusie die we daaruit kunnen trekken is dat de belangrijkste voorwaarde om te kunnen genieten het uit handen geven van de controle is."(242)

"Anders gezegd: intimiteit en het genot dat daarbij hoort zijn een remedie voor verdeeldheid, zowel mijn innerlijke verdeeldheid als die tegenover de ander. Ik wil samenvallen met mijn geliefde, net zoals ik samen wil vallen met mezelf.
Deze verwantschap tussen genot en intimiteit verklaart voor mij twee zaken. De eerste betreft een voorwaarde voor intimiteit. De tweede verklaart waarom intimiteit zo moeilijk is, en zo zeldzaam." [mijn nadruk] (245)

"De reden waarom intimiteit zo moeilijk en zeldzaam is, heeft alles te maken met angst. Als intimiteit het genot oplevert waarbij mijn Ik verdwijnt, dan zal intimiteit ook dezelfde angst oproepen als genot. Het uit handen geven van alle controle, het verdwijnen in de ander, in het andere, lokt angst uit, vaak zelfs paniek. Sommige mensen kunnen geen omhelzing verdragen en in extreme gevallen is zelfs een simpele aanraking al te veel. Allemaal verlangen we intimiteit, maar als die te lang aanhoudt, willen we weg."(246)

[Ook weer zo'n bewering ... ]

(246) 6 - Het goede leven

"Ook op dat vlak (en op vele andere) kunnen we nog iets leren van Aristoteles. Een goed leven als individu is voor hem ondenkbaar als dat leven niet gekoppeld is aan de polis, de gemeenschap. In het vrome leven staat de zorg voor de ander centraal, in het succesvolle leven de zorg voor zichzelf. In het goede leven is zelfzorg gekoppeld aan de zorg voor de ander."(248)

"Een slecht leven is het gevolg van een gebrek aan mate. Daarbij denken we onmiddellijk aan mateloos eten, drinken, drugs en seks. Maar het tekort aan zelfbeheersing geldt evenzeer voor wie veel te hard werkt, veel te hard sport, veel te ‘gezond’ eet. Dit verklaart waarom de klassieken genot aan ethiek koppelen, met matiging als centraal idee. Naast geluk en genot is zinvolheid het tweede kenmerk van een goed leven. We willen dat ons bestaan betekenis heeft." [mijn nadruk] (250)

"Religie en ideologie – de grote verhalen die zin gaven aan het bestaan – verloren hun geloofwaardigheid en in hun plaats kwam een nieuwe zekerheid: er is geen vooraf gegeven zin, elk individu dient voor zichzelf uit te maken hoe hij zijn leven zinvol invult."(251)

[Dat is toch echt een oppervlakkige stelling. Voor wie geldt dat? Die grote verhalen spelen voor heel veel mensen nog steeds een rol. ]

"Tegenwoordig is dit een wijdverbreid idee: je moet zélf de zingever van je bestaan zijn, je moet het voor jezélf doen. Ik vind dit regelrechte onzin. Niemand kan in zijn eentje zin geven aan zijn of haar leven, althans niet op een bevredigende manier, getuige de enige twee voorbeelden van individuele zingeving die ik ken." [mijn nadruk] (252)

[Precies. Maar nog steeds is dit oppervlakkig. Waarom zou er geen individuele vorm van zingeving zijn? Laten we zeggen: ik wil schrijver worden, ik wil Japans leren spreken.]

"Het idee dat je zelfstandig zin kunt geven aan je bestaan is een illusie. Zinvol leven kunnen we alleen in verbondenheid met anderen met wie we een gemeenschappelijk doel nastreven op grond van een gedeeld ideaal, uiteenlopend van het opzetten van een stadstuintje voor de buurt en hulp bieden aan kinderen met kanker tot meewerken aan een oplossing voor het verkeersinfarct rond Antwerpen en het oprichten van een nieuwe politieke partij. Wie deel uitmaakt van een groep die een doel nastreeft, voelt zich opleven en blijkt plots tot veel meer in staat dan hij of zij voordien mogelijk achtte. Het leven wordt zinvoller en vreugdevoller. Maar net zoals bij genot schuilt ook hier hetzelfde addertje onder het gras. Elke vorm van zingeving kan ontsporen tot een monomane, dogmatische gekte, ten koste van zichzelf en anderen." [mijn nadruk] (253)

"Genot en zingeving, als basisingrediënten van een goed leven, vragen beide om inperking, matiging, zelfbeheersing. Laat dat nu net de kern zijn van de klassieke ethische opvattingen, die daarom actueler zijn dan ooit."(254)

"Matiging is ofwel een middel, ofwel een doel, maar blijkbaar zowel voor een stoïcijn als voor een epicurist noodzakelijk. Daarmee zijn we weer terug bij de marshmallow. Waarom zijn bepaalde kinderen in staat tot zelfbeheersing en andere niet, en op welke manier vormt dat de basis voor een goed leven?" [mijn nadruk] (257)

"Hetzelfde geldt voor zelfbeheersing, zoals blijkt uit stapels onderzoek in het kielzog van de marshmallowmetingen. Samen­gevat luiden de conclusies als volgt: zelfbeheersing is geen aangeboren kenmerk. De mate waarin iemand zich kan inperken is grotendeels een effect van de interactie tussen individu en omgeving, met de kindertijd als doorslaggevende periode. Bovendien kan de mate waarin iemand zelfbeheersing vertoont in de loop van het leven ingrijpend wijzigen. Wie zelfbeheersing bezit, legt die niet altijd en niet op alle vlakken aan den dag. Ook iemand met een sterk ontwikkelde zelfbeheersing heeft zwakke momenten, zeker in tijden van stress. Als de verkeerde knopjes lang genoeg ingedrukt worden, gaat iedereen voor de bijl. Ook leeftijd en geslacht spelen een belangrijke rol. Volwassenen hebben een grotere zelfbeheersing dan jongeren en vrouwen leggen meer zelfbeheersing aan den dag dan mannen. Het cliché wil dat mannen uit de bocht vliegen als er seks mee gemoeid is, terwijl vrouwen het lastiger hebben met eten."(258-259)

"Uit recent onderzoek blijkt dat een heel andere opvoedingsstijl aan de basis van matiging ligt. Ouders die hun peuters aanmoedigen en helpen om zelf problemen op te lossen, zelf dingen te doen, bieden de beste garantie voor de ontwikkeling van zelfbeheersing. Omgekeerd: ouders die overmatig controleren, die veel te snel de regie overnemen en duidelijk laten blijken dat ze geen vertrouwen hebben in de capaciteiten van hun kind, zullen een bevestiging creëren van hun eigen angsten. Hun kinderen zullen inderdaad weinig zelfbeheersing aan den dag leggen. Waarom zouden ze? Beheersing en controle komen steevast van buitenaf en als die wegvallen, dan gaan alle remmen los."(264)

"De door neoliberale overheden gestuurde afbouw van solidariteit maakt dat de in de vorige eeuw zorgvuldig opgebouwde vangnetten snel aan het verdwijnen zijn. De ander is een concurrent en dus een vijand, niet iemand van wie je spontaan hulp verwacht of aan wie je spontaan hulp biedt."(271)

"Wat zou het effect zijn als we zouden opgroeien met positieve beelden van onszelf én van de ander? Beelden waarin de banaliteit van het goede weerspiegeld wordt, bij voorkeur op basis van degelijk onderzoek? Paul Bloom, hoogleraar psychologie aan Yale University, schreef er een mooi boek over: Just Babies – The Origins of Good and Evil (2013). Eenjarige toeschouwertjes van een poppenshow belonen een ‘goede’ pop (die de bal teruggooit) en bestraffen de ‘slechte’ (die de bal voor zich houdt). Peuters van zestien maanden oud kiezen na een animatiefilmpje over een ‘rechtvaardige’ beer en een ‘onrechtvaardige’ leeuw voor de berenknuffel. Peuters van anderhalf jaar oud troosten huilende leeftijdgenootjes, helpen onhandige mensen dingen oprapen en houden een deur open. Driejarigen protesteren wanneer leeftijdgenootjes de spelregels niet volgen en zullen zelfs actief ingrijpen wanneer een kind iets steelt of stukmaakt van een ander kind. Ook bij volwassenen vinden we merkwaardig positieve resultaten inzake morele inborst. Zo moeten beroepssoldaten uitdrukkelijk getraind worden om de vijand te doden, waarbij de training steeds berust op het ontmenselijken van de ander. Is dat niet het geval, dan gebruiken ze hun wapens nauwelijks of mikken ze te hoog. Zo slecht zijn we blijkbaar niet, maar soms lijkt het wel alsof er een geheim verbond bestaat tussen bepaalde politici en de pers om dit vooral geheim te houden. Geen nieuws is goed nieuws, maar als goed nieuws nooit gepubliceerd wordt, dan krijgt elke krantenlezer het idee dat er alleen maar slechte dingen gebeuren." [mijn nadruk] (274-275)

"Overigens kan een gerechtvaardigde maatschappijkritiek even­zeer uit de bocht vliegen waar ze het doet lijken alsof het depressieve, eetgestoorde, verslaafde individu alleen maar een slachtoffer van ‘het systeem’ zou zijn. Maar de schuld voor ziekte of mislukking exclusief bij het individu leggen is even naïef als de schuld toeschrijven aan ‘de’ maatschappij als geheel. In een poging om een meer genuanceerd beeld te schetsen kan ik vier verschillende groepen mensen beschrijven." [mijn nadruk] (277)

"De stelling die ik in dit boek naar voren schuif is dat een goed leven voor een groot deel gebaseerd is op de manier waarop de verhouding tussen een individu en concrete anderen, te beginnen met de ouders, zich ontwikkeld heeft. Een dergelijke ontwikkeling ligt ingebed in de ruimere verhouding tussen het individu en zijn sociaal-maatschappelijke omgeving, die alleen al daarom ook een sterke invloed uitoefent. Daarbij gaat het minder over de fysieke omgeving (alhoewel de klimaatsverandering dat wel eens zou kunnen wijzigen) dan over onze symbolisch bepaalde leefwereld. Door de alomtegenwoordige invloed van het digitale en de sociale media is de onmiddellijke invloed van ouders en concrete opvoedingsfiguren een stuk geringer geworden in vergelijking met vroeger. Waar de invloed van de abstracte Ander op het individu in het predigitale tijdperk vooral te maken had met het dominerende grote verhaal van een religie of politieke stroming, verloopt de invloed van de Ander nu via een constante beelden- en informatiestroom waaraan we ons spiegelen, meestal zonder dat we het beseffen. En als we het al beseffen, hebben we er niet altijd controle over.
Beide verhoudingen – met concrete anderen, met de abstracte Ander – zijn bepalend voor de intieme verhouding die ik ontwikkel met mijzelf en mijn lichaam. De sleutel voor een goed leven ligt daar." [mijn nadruk] (281)

"Hedendaagse studies naar oorzaken en verloop van ernstige ziektes zoals kanker en auto-immuunaandoeningen leveren onder andere het volgende verrassende resultaat op: veel van die patiënten zijn nauwelijks in staat hun gevoelens te voelen, laat staan te verwoorden.(...) De ander kan de toegang tot onze gevoelswereld verhinderen en ons opzadelen met een volledig foute lezing van wat er in ons lichaam aan de hand is. Dat we daardoor een onvolledig of zelfs fout zelfbeeld ontwikkelen is duidelijk.(...) Het zijn onze ouders, en in ruimere zin onze omgeving, die ons vertellen wat we voelen, waarom we dat voelen en hoe we daar (niet) mee moeten omgaan."(282-283)

[Interessant maar ook wat vaag. Wat voelen, hoe verwoorden? En is het niet even goed mogelijk om je juist af te zetten tegen wat ouders willen overdragen? Dit klinkt zo simpel.]

"Zeker het laatste voorbeeld – ons hart luchten bij iemand die echt luistert – illustreert het belang van een factor waar we vaak te licht over denken. Ik bedoel de aandacht, erkenning en zelfs liefde die we van de ander krijgen."(285)

[Leuk voor al die alleenstaanden die niemand kennen. Gelukkig zijn er ook dagboeken?]

"Opwinding en ontlading kennen we ook als de twee onderdelen van de meest intense vorm van genot, met name erotiek – meteen een zeer aangename manier om gezond te blijven. ‘An orgasm a day keeps the doctor away.’"(286)

[Gelukkig maar. Hij is nogal positief over ouders:]

"De bescherming daartegen danken we aan ouders en andere belangrijke figuren die ons vanaf onze kindertijd geleerd hebben de signalen van ons lichaam te herkennen en daar op een adequate manier mee om te gaan."(288)

[Of niet natuurlijk. Maar de auteur kan ook erg genuanceerd en kritisch zijn:]

"Je emoties uiten was een paar generaties terug not done. Op dat vlak hebben we als maatschappij een behoorlijke inhaalslag gemaakt. Tijdschriften zoals Feeling, Goed Gevoel en Flow zijn daar illustraties van. Elke tv-zender heeft wel een ‘human interest’-programma of een ‘reality tv’-show waar mensen zichzelf mogen tonen zoals ze ‘echt’ zijn, met een programmamaker die om de zoveel tijd bezorgd vraagt: ‘Wat gaat er nu door je heen?’, gevolgd door de obligate afsluiter: ‘Bedankt dat je je gevoelens met ons wilde delen.’ Zelfhulpboekjes uit de populaire psychologie raden ons aan zo dicht mogelijk bij ons gevoel te blijven. Hun standaardvraag luidt: ‘En welk gevoel heb je daar zélf bij?’ Het standaardadvies zegt dat we naar onszelf moeten luisteren, ‘vooral onszelf moeten zijn’, ‘onszelf durven blootgeven’. Afgaande op de scheldpartijen en het veelvoorkomende versturen van naaktfoto’s via sociale media volgen sommigen die adviezen net iets te letterlijk op. Veel beter zullen ze daar niet van worden.
Net zoals een overvloed aan porno niet betekent dat we in een erotische cultuur leven, betekent een overvloed aan emoties niet dat we een betere afstemming op ons lichaam hebben. Bij de hype rond emotiebelevingen en gevoelsuitingen wil ik een aantal zakelijke kanttekeningen plaatsen." [mijn nadruk] (290)

[Daar word ik ook wat misselijk van. Bovendien: hoe weet je dat iemand niet allerlei gevoelens speelt?]

"De laatste en belangrijkste kanttekening verklaart meteen de reserve die ik heb bij de aanmoediging om zo veel mogelijk gehoor te geven aan onze gevoelens en ze als leidraad voor ons gedrag te gebruiken. Dergelijke aanmoedigingen berusten op een verkeerd idee, namelijk de overtuiging dat mijn gevoelens per definitie ‘juist’ en ‘authentiek’ zijn, en uitdrukking geven aan wat ik écht wil, wat ik zélf verlang, dat ze mij toegang verlenen tot wie ik écht ben. In deze naïeve redenering vergeet men hoezeer verlangens plooibaar zijn en doelbewust gemanipuleerd worden door de digitale media en de publiciteitswereld." [mijn nadruk] (292)

[Heel goed. Dat is precies wat ik bedoel.]

(293) III - Intimiteit

"Elk van ons kan dicht of ver van zichzelf staan; op zoek zijn naar zichzelf, zichzelf verliezen, zichzelf vinden; zichzelf verwaarlozen, zichzelf verzorgen. Een mislukte intimiteit met mijzelf maakt intimiteit met een ander onmogelijk. Met als risico dat ik mijn mislukking in andermans schoenen schuif."(295)

[Maar dat is dan weer bijzonder vaag taalgebruik. Is er wel een zelf? ]

"Dat mijn eigen keuze meestal dezelfde is als die van mijn collega’s en buren, merk ik niet eens op."(295)

[Hier gaat het over schoenen kopen. Ik vind dat de auteur dat spiegelen aan anderen en daarmee de invloed van anderen nogal overschat. Maar misschien wijk ik af van de massa op dat punt? ]

(296) 7 - Vervreemding

"Onze identiteit is een huis met vele kamers waarvan we er een aantal nauwelijks kennen. We hebben onze meubels zorgvuldig gekozen, naar onze ‘eigen’ smaak – eigen tussen aanhalingstekens, want de invloed van reclame en media is reusachtig en wie denkt niet beïnvloed te worden, maakt zichzelf iets wijs.(...) We laten ons een identiteit aanmeten door de Ander en beseffen dat nauwelijks." [mijn nadruk] (296)

[Nogmaals: dat is een vage kreet. Hoe weet je zoiets eigenlijk? Is het onderzocht? Geef cijfers in plaats van waarderingswoorden als 'reusachtig'.]

"Ik ben vervreemd wanneer ik mij identificeer met ideeën die mij van buitenaf opgedrongen worden. Het gevolg is dat ik niet langer afgestemd ben op wat er binnen in mij aan het werk is, op de gevolgen op mijn lichaam. De medisch-psychologische term daarvoor heet ‘stress’." [mijn nadruk] (297)

"‘Nooit waren we zo vrij. Nooit voelden we ons zo machteloos’ is een bekende uitspraak van Zygmunt Bauman, een Pools-Britse filosoof. We zijn vrij op seksueel, religieus en zelfs op politiek vlak, om de heel eenvoudige reden dat die domeinen er nog nauwelijks toe doen; ze zijn ondergeschikt geworden aan een veel grotere macht: die van de wereld als één grote, zogenaamd vrije markt. De huidige onvrijheid betreft het leven zelf. De manier waarop wij ons leven moeten leiden, zelfs wie we moeten zijn, wordt meer en meer opgelegd door een anoniem en ondertussen digitaal gestuurd systeem." [mijn nadruk] (300)

"Een ideologie die geleidelijk aan totalitair wordt, veroorzaakt langzaamaan een totale vervreemding, waardoor bijna iedereen hetzelfde gedrag gaat vertonen en op dezelfde manier gaat denken, hetgene na verloop van tijd het nieuwe normaal is.(...) Wat wij meemaken is vergelijkbaar, maar gaat een flinke stap verder. Vergelijkbaar omdat een economische ideologie erin geslaagd is onze identiteit over te nemen en in te vullen. Een flinke stap verder omdat de overname onzichtbaar en sluipend heeft plaatsgevonden en – vooral – ogenschijnlijk onafhankelijk van een ideologie. De meest doortrapte list bij deze onzichtbare vervreemding is de uitnodiging van de reclame- en mediawereld om onze ‘individualiteit’ zo veel mogelijk waar te maken. In de praktijk betekent dit dat we met z’n allen dezelfde, grotendeels overbodige spullen kopen, dezelfde rommel eten, aan dezelfde vormen van ontspanning doen, collectief steeds harder werken, gevolgd door hetzelfde soort vakantie, die we vervolgens op hetzelfde soort Facebook-pagina etaleren. En allemaal denken we uniek te zijn. Wij zijn, naar een mooie uitdrukking van de Britse psychoanalyticus Adam Philipps, onbewust gehoorzaam:" [mijn nadruk] (303)

"Vaak wordt de digitale revolutie als verklaring voor zowel de versnelling als de vervreemding naar voren geschoven, terwijl zij eerder de technische ondersteuning is en geen oorzaak van die versnelling. De oorzaak ligt in het alomtegenwoordige concurrentieprincipe gebaseerd op het gevoel constant geëvalueerd te worden." [mijn nadruk] (305)

"De flowerpower-hoogtijdagen konden natuurlijk niet blijven duren, de economische crisis van de jaren tachtig maakte duidelijk dat er ook gewerkt moest worden. Na het religieuze gewetensonderzoek en de psychotherapeutische zoektocht-naar-jezelf kwam het functioneringsgesprek, gevoerd in management-newspeak (competences, benchmarks, strengths & weaknesses). Het doel was groei. Zelfs als je goed bent, dan nog moet je groeien. De beoordelingscriteria zorgen ervoor dat niemand ongehavend uit het proces komt. Wanneer de criteria dezelfde gebleven zijn, moet je in vergelijking met vorig jaar méér gepresteerd hebben (groei is verplicht). Wanneer de criteria veranderd zijn (dat is de regel), moet je na het gesprek heel wat dingen bijsturen. Wie tevreden is met zijn job, heeft een gebrek aan ambitie. De paar mensen die erin geslaagd zijn hun taken vlot af te handelen, hebben nieuwe challenges nodig. Ga heen en werk harder, volgend jaar moet beter." [mijn nadruk] (314)

"Elke ander is een potentiële rechter; mijn schuld staat op voorhand vast, schaamte is mijn deel.
Schaamte voor mijn lijf (ik ben te klein, te mager, te dik).
Schaamte over mijn afkomst (mijn ouders zijn te burgerlijk, of te alternatief, of te dom, ze spreken plat).
Schaamte over mijn kinderen (ze voldoen niet aan de verwachtingen, de kinderen van mijn zus doen het veel beter op school).
Schaamte over mijn beroep (wat ik doe, stelt niets voor), over mijn opleiding (ik heb geen universitair diploma; of: mijn universitair diploma stelt niks voor)."(318)

"Tegenover de Josef K.’s van deze wereld staan de mensen zonder schaamte, altijd overtuigd van hun eigen gelijk en eigenwaarde. Maar zijn arrogante ego’s geen mensen die zich mislukt voelen en zich daarom ongenaakbaar opstellen om zo afwijzing te vermijden?"(319)

"Intimiteit wordt zeer moeilijk als elke ander een potentiële rechter is."(320)

"De overgang van de invloed van anderen naar de impact van de Ander is de overgang van identificaties binnen de schoot van het gezin naar identificaties met het cultureel dominante vertoog. Het proces van beïnvloeding blijft hetzelfde, met hetzelfde risico op ziekmakende effecten als bij de eerste identiteitsontwikkelingen. Sluiten de voorgehouden spiegelingen min of meer aan bij wat ik zelf voel? Gaat het over verwachtingen die aansluiten bij mijn mogelijkheden? In welke mate laten de beelden keuzes toe? Identificaties met cultureel dominante beelden kunnen con­gruent zijn, of niet. In het laatste geval gaat identificatie naadloos over in vervreemding en neemt men ideeën over die niet stroken met het eigen gevoel." [mijn nadruk] (332)

"Het gevaarlijke van ideologische vervreemding is haar onzichtbaarheid. Het dominante bestel waarin wij leven is zo dominant dat we het niet meer beseffen; het bepaalt ons werkende leven, ons relationele leven, ons onderwijs, onze ontspanning. Groei is overal het doel. Investeren doen we zelfs in onze relaties; kinderen moeten ‘ondernemer van zichzelf’ worden; hobby’s zijn iets voor bejaarden, in mijn vrije tijd zet ik prestaties neer waarmee ik mezelf kan neerzetten op sociale media. En vooral: de huidige vervreemding bepaalt de manier waarop we met ons lichaam omgaan." [mijn nadruk] (333)

"Stellen dat vrouwen kiezen voor een monokini, een boerkini of een extreem mager lichaam is al te makkelijk – dergelijke ‘keuzes’ weerspiegelen vooral de angsten en de verlangens van de man, of dat nu een fundamentalistische moslim, een westerse macho of een politiek correcte pseudo-intellectueel is. Dergelijke ‘keuzes’ zijn het effect van een onderdrukking die veel minder zichtbaar is omdat het slachtoffer zich ermee identificeert. Af en toe is de invloed van de Ander nog ingrijpender en beschadigen mensen hun lichaam om toch maar te voldoen aan de verwachting. ‘Kiezen’ voor een borstvergroting, liposuctie en vaginale correctie is ook een poging om het lichaam te dwingen in opgelegde vormen. Binnen de plastische chirurgie zit ‘correctie’ van de schaamlippen in de lift, en ook hier is de verklaring te vinden in het willen beantwoorden aan wat spiegels ons voorhouden, in dit geval de beelden van internetporno. Een vergelijking met religieuze besnijdenis dringt zich op. Sommige vrouwen worden besneden om genot onmogelijk te maken; andere vrouwen laten zich bijsnijden om genot te doen toenemen. In beide gevallen moet de vrouw beantwoorden aan een beeld dat een dominante Ander verwacht." [mijn nadruk] (334)

"De nieuwe onvrijheid is de verplichting tot concurrentie, ook met onszelf, en tot pleonexia, de noodzaak om van alles steeds meer te hebben. De Duitse socioloog Hartmut Rosa aarzelt niet om daar een totalitair systeem in te herkennen, met toenemende controlemechanismen en bijbehorende dwang."(341)

[Dat heeft die Rosa goed gezien.]

"Andere keuzes maken begint bij bewustwording, bij het besef dat er iets schort. Vervolgens kunnen we op zoek gaan naar de oorzaken en kijken welke we zelf kunnen verhelpen. In nagenoeg alle gevallen zal dat neerkomen op een bewustwording van de vervreemdingseffecten. Welke vervreemdende identiteit hebben we ongeweten aangenomen? Waarom eigenlijk? Hoe kunnen we een andere richting uit gaan?
Zoals ik eerder uiteenzette is onze identiteit een constructie waarbij we overnemen wat ons voorgehouden wordt (identificatie). Tezelfdertijd kunnen we afstand nemen en keuzes maken (separatie)." [mijn nadruk] (342)

[Dat is wel de eerste keer dat Verhaeghe dat benoemt. Tot nu toe zagen we de hele tijd de identificatie.]

"Verandering betekent afstand nemen van de beelden die mij voorgehouden worden en kiezen voor andere invullingen die borg staan voor een goed leven. Andere invullingen zoals een andere manier van werken, of zelfs een ander beroep, zoals het stopzetten van een ziekmakende relatie en kiezen voor een andere partner. En vooral: kiezen om op een andere manier om te gaan met mijn lichaam."(343)

"De klassieken wisten het al: zelfkennis is de belangrijkste voorwaarde voor zelfzorg."(345)

(345) 8 - Zelfkennis en zelfzorg

"Mensen geloven dat als je lang genoeg wacht, je vanzelf de ‘echte’ mens tevoorschijn ziet komen, en die is slecht. Om onduidelijke redenen heb ik mij nooit bij dit idee kunnen neerleggen. Ik bedoel: bij de veralgemening ervan; er bestaan wel degelijk slechte mensen."(349)

[En terecht.]

"De overtuiging dat de mens slecht is verkoopt simpelweg beter."(351)

[De fantastische rol van de sensatiebeluste media. ]

"Bloom besloot dat baby’s over een aangeboren moreel kompas beschikken, en dat de omgeving en de opvoeding zullen bepalen of er uit een baby een moreel hoogstaande volwassene groeit of niet.
De waarheid die we uit de onderzoeken van Milgram, Zimbardo en Bloom kunnen destilleren laat zien dat wij zowel tot goed als tot kwaad in staat zijn. Een zorgvuldig gemanipuleerde omgeving stuurt een meerderheid van ons in een immorele richting, maar in alle omstandigheden blijft bijna een derde van de mensen weerstand bieden aan externe druk – zo toonde het onderzoek van Milgram bij nader inzien. Het verheugende nieuws is dat onze inborst veeleer moreel hoogstaand blijkt te zijn én dat we over een keuzemogelijkheid beschikken. Zo slecht zijn we blijkbaar niet.
Het is nog maar de vraag of deze vaststellingen het kunnen opnemen tegen tweeduizend jaar indoctrinatie gecombineerd met onze voorkeur voor sensationeel nieuws." [mijn nadruk] (352)

"Er valt een lijn te trekken van zelfbedrog waarbij ik nog min of meer weet dat ik mezelf belazer naar zelfbedrog waarbij er geen zelf en geen bedrog meer aanwezig zijn en er een kloof gaapt tussen wie ik denk te zijn en wat er in mij aan het werk is. Een neerwaartse lijn van rationalisatie, ontkenning en projectie naar defensieve uitsluiting en dissociatie."(355)

"Inhoudelijk bestaat onze identiteit uit verschillende verhoudingen tegenover prototypische anderen. Dat is natuurlijk geen toeval; wij zijn sociale dieren en wie ik als Ik ben, wordt bepaald door mijn verhoudingen binnen de groep.(...) Ik ben ook ‘mezelf’ omdat ik me op mijn manier heb leren verhouden tot de oudere generatie en de autoriteit." [mijn nadruk] (368)

[Wat haat ik dat soort gemakkelijke taalgebruik.]

"Als clinicus en wetenschapper ben ik er de laatste jaren van overtuigd geraakt dat de eerste en belangrijkste verhouding die tussen mij en mijn lijf is, en pas daarna de verhoudingen tussen mij en de ander in zijn verschillende sociale verschijningsvormen (autoriteit, seksualiteit, ander-gelijke)." [mijn nadruk] (373)

"Top-down zelfobservatie is niet eenvoudig. Hoe weet je dat je jezelf niet bedriegt? Een betrouwbaarder aanpak is dat we het niet langer in ons eentje doen, maar samen met iemand anders, bijvoorbeeld binnen wat tegenwoordig psychotherapie heet. Dit is de meest recente variant van een veel oudere traditie waar iemand te rade gaat bij een mentor. Ondanks de grote verschillen tussen de psychotherapeutische scholen hanteren ze allemaal een vergelijkbaar uitgangspunt, en laat dat nu net met zelfkennis te maken hebben." [mijn nadruk] (380)

[Dat is wel erg positief over psychotherapie. Waarom zou een therapeut jouw zelf beter kennen dan jijzelf? Om nog maar te zwijgen van alle onzinnige beweringen op dat terrein. Hij noemt ze in feite zelf, in wat volgt.]

"Een belangrijke reden waarom praktijken zoals emdr, mindfulness en meditatie genade vinden bij rationele sceptici zoals Harris heeft te maken met hun effectiviteit. Hetzelfde argument gaat ook op voor de meer actieve praktijken zoals yoga."(402)

(410) 9 - Liefde?

"De narcistische mensen waar ik mee te maken kreeg, liepen inderdaad naast hun schoenen van verwaandheid, maar stuk voor stuk waren ze afhankelijk van de bewondering van hun omgeving. Het beeld van de narcist die zo ingenomen is met zichzelf dat hij geen aandacht meer heeft voor anderen zag ik maar uiterst zelden."(416)

"Als anderen naar mij kijken, ga ik mij automatisch anders gedragen. Als ik helemaal alleen ben, of als de ander mij niet kan zien, beweeg ik veel vlotter." [mijn nadruk] (418)

[Dat zijn nogal stellingen. Is zoiets in het algemeen waar? ]

"Het leuke aan deze anekdote is dat ze aansluit bij een voorbeeld dat Rousseau zelf geeft. Wanneer iemand danst, danst hij of zij in eerste instantie om het plezier van het dansen. Op het ogenblik dat hij een danser wordt die zijn dans opvoert voor een publiek, zo schrijft Rousseau, verandert het plezier. Het gaat niet langer over het genot van het dansen op zich, het gaat over de goedkeurende bewondering van de ander."(418)

"Met omkering bedoel ik dat sommige mensen pas tot leven komen als anderen toekijken, als ze zich verzekerd weten van een publiek. In hun eentje komen ze tot niks, voelen ze zich niks. Hun eigenliefde is zeer gering, het is de blik van de ander die hen tot leven brengt en hun eigenwaarde bepaalt. Rousseau voorspelde dat een maatschappij gedomineerd door eigendunk mensen ertoe zal brengen allerlei slinkse methodes aan te wenden om toch maar de bewondering van anderen te krijgen, van leugens en bedrog tot geweld." [mijn nadruk] (419)

"Een natuurlijke eigenliefde maakt ons gedrag niet alleen onafhankelijk van de blik van de ander, ze stuurt ons gedrag bovendien in een richting die ons plezier bezorgt, op grond van handelingen die spontaan verlopen. Dergelijke ervaringen leunen dicht aan bij wat Aristoteles als ‘genot’ beschreef en Csikszentmihalyi als ‘flow’. Je voert een bepaalde activiteit uit, als het ware vanzelf; niet alleen de blik van de ander verdwijnt, er is zelfs geen beoordelend Ik meer. Het lichaam neemt het over." [mijn nadruk] (420)

"De digitale afstand tussen mij en de ander mag dan nagenoeg nul geworden zijn, het onderzoek van Turkle toont dat de psychologische afstand tussen mensen veel groter geworden is. Verklaart dat waarom we vaak van ons af bijten als de reële afstand kleiner wordt?"(437)

"Als vrijen alleen maar neuken is, wordt het een manier om intimiteit te vermijden en kan geweld zelfs op de voorgrond komen te staan.(...) Iemand die ongevraagd ons huis betreedt, is beangstigend. Iemand die bij ons binnendringt, is traumatisch."(439)

"Intimiteit omschrijven is niet moeilijk. We verlangen allemaal naar een tedere nabijheid, liefdevol contact, ook en tegenwoordig misschien zelfs vooral buiten een seksuele context. Afgaande op de alarmerende toename van het aantal mensen dat zich eenzaam voelt, vinden we dat steeds minder. De vraag is hoe dat komt. Het antwoord is bekend; de oorzaken daarvan zijn in de loop van dit boek voldoende aan bod gekomen en hebben alles te maken met de ingrijpende sociaaleconomische veranderingen van de voorbije vijftig jaar." [mijn nadruk] (443)

"Het nieuwe – dat is mijn hoop – zal erin bestaan dat we niet terugkeren naar de verplichte groepen van vroeger, en ook niet verder doorgaan in de individualisering, waar we al te veel van hebben. We mogen onze autonomie niet uit handen geven, maar we moeten ons opnieuw leren verbinden met anderen. Autonomie in verbondenheid, dat is wat onze tijd nodig heeft."(460)

(460) Bij wijze van besluit